Vectoren, vraagstuk 11

Gegeven de vectoren:

Gebruik het inwendig product om te laten zien dat:

De vectoren a en b en de hoek ε die ze insluiten
De vectoren a en b kun je ook schrijven als:

De norm van a respectievelijk b is:

Het zijn dus allebei eenheidsvectoren. En (θ − φ) is de hoek tussen de vectoren dus volgens het inwendig product geldt:
En er geldt ook:
Dit stellen we aan elkaar gelijk en we verbouwen het een beetje:
Tenslotte hoeven we alleen nog maar in te vullen wat we al weten: