De integraal van
f (x) = 1/(ax2 + bx + c)
Trefwoorden/keywords: integraal/integral, integreren/integrate, f (x) = 1/(ax2 + bx + c)
De grafiek van f (x) = 1/(ax
2 + bx + c) voor a = 1, b = 1, c = 1 (de rode lijn),
a = 2, b = 2, c = 2 (de groene lijn) en a = 3, b = 3, c = 3 (de blauwe lijn)
Deze
integraal ga ik oplossen als
contourintegraal.
Om te beginnen hevel ik mijn probleem over naar het
complexe vlak en dat doe ik door
simpelweg iedere x in het functievoorschrift te vervangen door een z:
Ik ga een plaatje maken van f (z) en daarom ga ik de functie eerst anders opschrijven:
De grafiek van f (z) = 1/(az
2 + bz + c) voor a = 1, b = 1, c = 1
Ik maak de grafiek nog een keer, maar dan met
eenheidsvectoren, dat ziet er wat duidelijker uit.
De grafiek van f (z) = 1/(az
2 + bz + c) (genormaliseerd) voor a = 1, b = 1, c = 1
Ik zoek de functie op in de
holomorfietabel van complexe functies
en ik vind dat de functie overal
holomorf is, behalve
voor z = p
1 en z = p
2 (de beide
polen):
Er zijn dus twee
polen
en die teken ik erbij in de grafiek.
Voor a = 1, b = 1 en c = 1 bevinden de
polen
zich op −0.5 + 0.866 i en −0.5 − 0.866 i.
De grafiek van f (z) = 1/(az
2 + bz + c) (genormaliseerd) voor a = 1, b = 1, c = 1
en de beide
polen (de blauwe stippen)
Vervolgens ga ik een
contour aanleggen en een onderdeel
daarvan moet zijn van x = −∞ tot x = +∞, want dat is immers de probleemstelling waar ik mee begon.
De grafiek van f (z) = 1/(az
2 + bz + c) (genormaliseerd) voor a = 1, b = 1, c = 1,
de beide
polen (de blauwe stippen)
en het
contour van x = −∞ tot x = +∞
(de rode lijn)
Nu moet ik het
contour nog wel sluiten en dat doe ik met
een halve cirkel die de beide uiteinden van het
contour van x = −∞ tot x = +∞
met elkaar verbindt.
De grafiek van f (z) = 1/(az
2 + bz + c) (genormaliseerd) voor a = 1, b = 1, c = 1,
de beide
polen (de blauwe stippen)
en het gesloten
contour (de rode lijn)
De
contourintegraal wordt dan:
Volgens de Cauchy-residustelling
geldt:
Waarbij voor het residu geldt:
Hiermee kan ik het linkerlid van de
contourintegraal
omschrijven als volgt:
De eerste term van het rechterlid is mijn oorspronkelijke probleem:
Dan rest mij nog om de laatste term aan te pakken:
Omdat z over het hele
contour γ
2
oneindig is mag ik schrijven:
Voor z kan ik schrijven (met r een oneindige constante):
Hiermee wordt de vorige vergelijking:
Ik vond voor de beide
polen:
De
pool p
1 wordt omsloten door het
contour en daarom ga ik die
pool buiten de functie brengen:
Waaruit volgt:
Hetgeen mij bij het eindantwoord brengt:
Hier is nog wel een kanttekening op zijn plaats, want ik ben er zomaar vanuitgegaan dat p
1 de
pool is boven de x-as en p
2 de
pool onder de x-as.
Dit deed ik, omdat bij het
imaginaire deel van
p
1 een plusteken staat en bij het
imaginaire
deel van p
2 een minteken.
Echter, dat is alleen waar wanneer a > 0, want indien a < 0 dan ligt p
1 onder de x-as en p
2
boven de x-as.
Met andere woorden: wanneer a < 0 dan wisselt het antwoord van teken en dat moet ik wel aangeven: