Beperkingen

De solozangsessie werkt nog geruime tijd na in mij. Ik ben mij er inmiddels ook zo van bewust dat ik mijzelf letterlijk insnoer om voluit te zingen. Tijdens het solozingen was ik gespannen en zenuwachtig (lees wederom: angstig), en daardoor gebeurt er precies wat ik niet wil, namelijk het geluid dat ik wil voortbrengen wordt letterlijk gehinderd op zijn weg naar buiten toe. Ik hinder mijn eigen geluid, ik snoer het in, ik knijp het af, al die dingen die voorkomen dat mijn geluid volledig de Kosmos in kan gaan wek ik zelf op. In mijn vorige boek noemde ik al eens de angst voor vrijheid, en hoewel dit idioot tegenstrijdig klinkt is dit precies waar zingen over gaat. Mijn wezen heeft angst voor de vrijheid om voluit te zingen. Mijn brein is geprogrammeerd dat ik niet kan zingen en doet alles om mij ervan te weerhouden om te zingen. Terwijl mijn toehoorders mij absoluut niet zullen vermoorden, of met rotte tomaten zullen gaan gooien, of mij zelfs maar uitlachen, dus ofschoon de toestand van zingen absoluut niet bedreigend is voor mijn bestaan wil mijn brein mij toch beschermen en heeft mijn brein besloten dat ik beter niet kan gaan zingen.

Het geweldige van deze periode in mijn leven is de rust die er is. Er is alle ruimte om de ervaring van het solozingen vooraf, tijdens en na het zingen volledig te doorleven. Niks geen gejakker om de volgende dag weer naar het werk te moeten of andere verplichtingen. De solozangervaring golft in alle vrede nog dagenlang na in mij. Ik kan het van alle kanten bevoelen en doorvoelen en beschouwen. Ik kan het bijna vastpakken en er vervolgens uren naar kijken. Ik heb het ook diverse malen thuis overgedaan, gewoon in mijn eentje het lied nog eens gezongen en alles er uit laten komen. En ook de passages die afgeknepen worden dan voluit laten gaan. En wat gebeurt er dan: dan zing ik.

Enkele dagen later kreeg mijn solosessie en alles wat daarna gebeurde een enorm gevolg (althans, enorm voor mij dan). Ik was in de tuin aan het werk, denkend aan alles wat ik hierboven heb beschreven, en ineens wist mijn hele wezen: de enige beperking van mijn potentie zit in mijzelf.

Ik word niet beperkt door mijn opvoeding, of mijn afkomst, of mijn banksaldo, of mijn familie en vrienden, of door de maatschappij. Alleen ik beperk mijn potentie. Ik, en niemand anders. Om dat te voelen is gigantisch. Er is helemaal niets dat mij in de weg staat om te doen wat ik kan doen. Ik (mijn brein, mijn angsten) ben de enige beperkende factor. Tussen mij en de verwerkelijking van mijn potentie staat de angst voor vrijheid.

Karel de Vlieger,
november 2011