Programmering en werkelijkheid

Leven wij nog wel in de werkelijkheid? U leest nu deze zin en uw brein bedenkt daarbij wat er bedoeld zou kunnen zijn. Maar wat er werkelijk met deze zin bedoeld wordt dat weet alleen ik, want ik heb de zin geformuleerd en opgeschreven. U kunt alleen maar bedenken wat ik bedoeld zou kunnen hebben.

Onze breinen denken, daar hebben we het voor. Mijn brein zorgt dat ik kan waarnemen. Mijn ogen zetten ‘slechts’ de invallende lichtstralen om in elektrische signaaltjes waar mijn brein iets mee doet. En mijn oren zetten ook ‘slechts’ de binnenkomende luchtdrukvariaties om in elektrische signaaltjes waar mijn brein iets mee doet. En ditzelfde geldt voor alle andere sensoren aan mijn lichaam: mijn neus, mijn tong en mijn huid. Maar het is uiteindelijk mijn brein die alle signalen, die mijn sensoren afgeven, omzet in beelden en gevoelens.

En hoe het omzetten van die signalen in bepaalde beelden en gevoelens dient te gebeuren heeft mijn brein geleerd gedurende alle dagen dat ik heb geleefd tot aan vandaag. Als ik iets roods zie, dan zie ik iets roods. Maar indien mij (mijn brein) geleerd was dat rood groen is, dan zou ik iets groens zien terwijl u iets roods ziet.

Mensen roepen met groot gemak dat iets “toch écht zo is”. Verontwaardigd roepen we soms uit “ik ben toch niet gek!”, en nooit twijfelen we bij de constatering dat een ander “niet te vertrouwen is”. Al onze waarnemingen hebben als essentiële schakel de interpretatie van ons brein, en onbewust heeft iedereen de rotsvaste overtuiging dat zijn of haar eigen brein feilloos is en vaart blind op de realiteit die het brein voortovert.

Al ruim 18000 dagen wordt mijn brein geprogrammeerd door alles wat ik dagelijks meemaak. Dat u en ik dezelfde mening hebben over wat rood is en wat groen is daar durf ik nog wel op te vertrouwen, maar veel verder zal ik niet gaan. Wat is mijn realiteit en wat is de uwe?

Ik verken met u onze werkelijkheid.
Karel de Vlieger,
2011