Vectoren, vraagstuk 89
Bereken met behulp van de
stelling van Stokes:
Het vectorveld
F wordt gegeven door:
De kromme c is de snijkromme van de cilinder C en het vlak V:

Het vectorveld
F

De grafiek van x
2 + y
2 = 1 (de cilinder C)

De grafiek van 2x + 2y + z = 3 (het vlak V)
Het betreft hier een cilinder dus dat nodigt wel heel erg uit om over te gaan naar cilindercoördinaten:
De parametrisering van een cirkel met straal r in het x-y-vlak (z = 0) is:
De parametrisering van een cirkel met straal r die ‘hangt’ op een hoogte z is:
Voor de snijkromme van de cilinder en het vlak is z echter niet constant:
En dit kunnen we inbrengen in de parametrisering van een ‘scheefhangende cirkel’ (die dus geen
cirkel meer is maar een ellips):
Indien de
stelling van Stokes
niet tot onze beschikking zou staan dan moeten we nu de
x, y en z waarden van de parametrisering van c invoeren in de beschrijving van het vectorveld,
hetgeen zal leiden tot allerlei varianten van goniometrische functies waarvan enkele tot de
derde
macht.
Vervolgens moeten we daarvan dan het
inwendig product
nemen met de
afgeleide
van c waardoor de chaos nog verder toeneemt.
En tenslotte dient dat alles ook nog
geïntegreerd te worden.
Volgens meneer Stokes geldt de stelling van Stokes:

kennen we als volgt:
Dan wordt het
uitwendig product

×
F:
En dit schrijf ik uiteraard gelijk om naar cilindercoördinaten:
Ik mag ieder willekeurig vlak kiezen dat door c omsloten wordt en ik kies uiteraard het deel
van het vlak V dat door c omsloten wordt.
Dan kan ik de parametrisering van c overnemen en maak ik r variabel:
Door
partieel te differentiëren
verkrijg ik twee richtingsvectoren aan het oppervlak:
Door het
uitwendig product
te nemen van deze twee
partiële afgeleiden
kan ik de vector
dA bepalen.
En de volgorde is belangrijk want
dA moet naar boven wijzen (want de snijkromme is tegen de
wijzers van de klok in georiënteerd dus een kurkentrekker steekt naar boven, aldus de
kurkentrekkerregel):
De z-component van
dA is r en die is altijd positief dus
dA wijst inderdaad naar boven.
Vervolgens bereken ik het
inwendig product
van de
rotatie met
dA:
Dan wordt de
integraal:
Ik ben toch wel nieuwsgierig hoe het gelopen zou zijn indien de
lijn
integraal rechtstreeks uitgerekend was.
Daarom ga ik weer terug naar de parametrisering van c (de ‘scheefhangende cirkel’):
Hieruit kan ik de x, y en z waarden aflezen en daarmee het vectorveld
F omschrijven (waarbij ik
direct r = 1 invul):
De
afgeleide van c is:
Het
inwendig product F ∙ d
r is:
Dan wordt de
integraal:
De oplossing van de
integraal
van cos
4 x kun je vinden in de
tabel met integralen
en de oplossing van de
integraal
van sin
4 x kun je ook vinden in de
tabel met integralen.
Het resultaat wordt dan: