Over corona: wat heb ik te doen?

Ik loop door de supermarkt en wanneer ik de kassa nader passeer ik, zoals gebruikelijk, het krantenrek. De krantenkoppen schreeuwen uiteraard (?) om het hardst over corona. Mijn oog valt op een artikel met de volgende titel: “Al een kwart miljoen coronadoden in Europa”.

Een kwart miljoen doden, dat klinkt als heel erg veel en heel even roepen een paar hersencellen in mij “Het is wél ernstig!”. Totdat ik ga nadenken. In Europa wonen ongeveer driekwart miljard mensen. Stel dat een Europeaan gemiddeld 75 jaar oud wordt, dan sterven er per jaar tien miljoen Europeanen door natuurlijk verloop. Corona is nu ruim een half jaar aan de gang, en in die tijd hebben daarom sowieso ongeveer zes miljoen Europeanen het tijdelijke verwisseld voor het eeuwige. Een kwart miljoen ten opzichte van zes miljoen is ongeveer vier procent. Vier procent van de overlijdensgevallen (in Europa) is een gevolg van corona.

Hoe erg is dat, vier procent? Is dat veel of is dat weinig? Vier procent is totaal onbeduidend. Het valt volledig in het niet bij onze belangrijkste (Westerse) doodsoorzaken: hart- en vaatziekten en kanker (bron: Wikipedia). Het is ook veel minder dan sterfte door een ‘gewone’ griepgolf (bron: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Wanneer ik deze vier procent extrapoleer naar wereldwijd dan is het ook nog significant minder dan iets heel simpels als sterfte door ondervoeding (bron: Verenigde Naties, ondervoeding is het eufemisme voor doodgaan van de honger). Als ik vervolgens ook nog bedenk dat corona vooral slachtoffers maakt onder ouderen en (hoog)bejaarden (bron: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), en dat een deel van die vier procent anders waarschijnlijk wel was overleden aan iets anders (in diezelfde periode) dan moge het duidelijk zijn dat coronasterfte en alles daaromheen in geen enkele verhouding staat tot de aandacht die het nu krijgt en de maatregelen die genomen worden.

En eerlijk gezegd maakt me dat helemaal niets uit. Met grote verbazing zie ik mensen mondkapjes dragen en winkelwagentjes schoonmaken, en ik ken genoeg mensen die zichzelf al sinds maart thuis opsluiten. Prima, dat mag, dat moet iedereen zelf weten. Wanneer ik iemand alleen in de auto zie zitten mét een mondkapje op dan verbaast mij dat niet alleen, ik heb er ook lol van. Coronalol, dat bestaat gelukkig ook.

Echter, de laatste tijd is er iets aan het veranderen. De druk vanuit de corona-angstigen, het corona-kamp, de overheid, hoe je het ook wilt duiden, neemt toe om ‘de anderen’, ‘de vrijdenkers’, ‘de corona-ontkenners’, zich ook te laten conformeren aan de coronamanie. Waar gaat dit heen? Dat roept bij mij heel veel vragen op. Het zijn filosofische vragen, maar vooral ethische vragen en gewetensvragen.

De overheid keert zich tegen mij. Dat verschijnsel is van alle tijden, maar erover lezen in geschiedenisboekjes en het nu aan den lijve ondervinden zijn uiteraard twee totaal verschillende ervaringen. Heb ik een morele plicht mij daartegen te verzetten? Hoe kan ik mij ertegen verzetten? Of waait het wel over? Of heeft de mensheid deze coronagebeurtenis simpelweg nodig als leermoment? Wat is wijsheid?

Ik probeer mij maximaal aan de coronamaatregelen te onttrekken (vandaag was ik nog de enige in de supermarkt zonder mondkapje), maar ik kom de trein niet in zonder mondkapje. Ik kom geen winkel meer in zonder een winkelwagentje of winkelmandje mee te nemen. Pleeg ik passief verzet of actief collaboratisme? Mijn Ziel zegt mij dat het niet klopt wat er nu gebeurt. Wat heb ik te doen?

Karel de Vlieger,
oktober 2020