Babies, wiskunde en Geert Wilders

Een baby die geboren wordt wéét dingen en kán dingen. De baby kan ademhalen, zijn/haar hartje klopt, en zo is er nog veel meer dat volautomatisch functioneert. Alles in dat kleine lichaampje ‘werkt gewoon’. En wanneer de baby een borst voelt begint er terstond een zoektocht naar de tepel. Niemand heeft dat ooit de baby verteld of geleerd, de baby weet en de baby kan. Deze vaardigheden mogen van mij afgedaan worden als zijnde simpelweg reflexen, maar dat verandert niets aan het feit dat de baby deze vaardigheden in aanleg al hééft. Wat de baby op dag één van zijn/haar bestaan allemaal al weet en kan is overgedragen van de ene generatie op de ander zonder dat daar een specifiek leerproces voor nodig is geweest.

Anderzijds is het zo dat de mensheid inmiddels al meer dan honderd generaties leert dat één plus één is twee, en dat iedere generatie dat telkens weer opnieuw moet leren. Mijn ouders hebben dat moeten leren, ik heb dat moeten leren en mijn kinderen ook, en ik ga ervan uit dat hun kinderen ook op een dag dit stukje schoonheid van de wiskunde nog moeten gaan ontdekken. Dat de kennis dat één plus één twee is niet aanwezig is in babies die nu geboren worden kan volgens mij slechts twee redenen hebben. Of honderd generaties is te kort om iets in het menselijk systeem te integreren, of het is simpelweg niet belangrijk genoeg. De eerste mogelijkheid lijkt mij onwaarschijnlijk, want leven is buitengewoon vindingrijk, flexibel en adaptief. Oftewel, leven kan zich heel snel aanpassen. Wanneer ik daarom de eerste mogelijkheid uitsluit dan rest slechts de optie dat een stukje basiswiskunde niet belangrijk is.

Wat is dan wel belangrijk voor een levend wezen? Zoals zo vaak zit het antwoord al in de vraag: een levend wezen wil levend wezen. Wiskunde voegt daar in essentie niets aan toe, ademhalen en tepels zoeken wel. Datgene wat direct bijdraagt aan onze overlevingskansen krijgen we kennelijk mee bij de geboorte, en de rest leren we tijdens ons leven.

Deze overpeinzingen kwamen zo in me op toen het mij opviel dat er in Duitsland en Japan geen extreem rechtse politieke vleugel (van betekenis) bestaat. De Amerikanen hebben Trump, wij hebben Wilders, de Fransen hebben Le Pen, de Oostenrijkers hebben Haider, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Zou het zo kunnen zijn dat er bij de Duitsers en de Japanners, door datgene wat zij hebben aangericht tijdens de Tweede Wereldoorlog, er nu in aanleg iets is dat hen ervan weerhoudt om (weer) op extreem rechts te stemmen? Dat de dood van zo ontzettend veel miljoenen mensen (gemiddeld kostte de Tweede Wereldoorlog dagelijks enkele tienduizenden mensen het leven, zes jaar lang!) bij het Duitse - en Japanse volk iets permanent veranderd heeft? Dat de Duitsers en Japanners als het ware een trede hoger zijn komen te staan op de evolutionaire ladder?

En dat wij dat nog moeten leren? Door volgende maand op Geert Wilders te stemmen?

Den Haag: wild, wilder, Wilders...
Karel de Vlieger,
februari 2017