Een werkelijk gesprek

Dagelijks voer ik gesprekken, maar waartoe dient eigenlijk een gesprek? Wat is de essentie van een gesprek? Stel, ik kom een bekende tegen en ik vraag aan die persoon hoe het gaat. Wat triggert dan in mij de impuls om de vraag te stellen: “Hoe gaat het?”. Indien het antwoord al bij mij bekend was dan zou ik uiteraard de vraag niet stellen, dat is logisch. En indien de ander spontaan aan mij zou willen vertellen hoe het met hem of haar gaat, dan was de vraag ook niet nodig, want in dat geval stort de ander al uit zichzelf zijn/haar hart bij mij uit. De vraag “Hoe gaat het?” is dus volledig een impuls vanuit mijzelf, ‘iets’ in mij vraagt om bevrediging. En kennelijk kan die impuls alleen maar bevredigd worden door zich tot de ander te richten. Feitelijk wil ik dus iets van de ander, namelijk een bevrediging van iets dat in mij leeft. De vraag “Hoe gaat het?” wordt dus ingegeven doordat ik iets wil hebben van de ander. Ik ben eigenlijk niet op de ander gericht, maar op mijzelf.

In een situatie die niet volledig bekend is, waar bepaalde dingen nieuw en onbekend zijn, daar komt in ons, mensen, per definitie een gevoel van onveiligheid naar boven. Alle gevoelens van onveiligheid ontstaan uit het niet volledig kennen van een situatie. Een situatie waar men geen honderd procent kennis van heeft (en dat is eigenlijk altijd zo, want men heeft nooit exact honderd procent kennis van een situatie) leidt onvermijdelijk tot gevoelens van onveiligheid. In het algemeen zal dit gevoel van onveiligheid onmerkbaar klein zijn, maar het is er wel. En deze gevoelens van onveiligheid roepen op hun beurt angstgevoelens op. Al onze gevoelens van angst komen voort uit gevoelens van onveiligheid. Dit gebeurt volledig automatisch en volledig onbewust, en ook nog heel snel. Toen wij nog dieren waren was onze overleving hiervan afhankelijk. Nu is dit (onze overleving) absoluut niet meer aan de orde (soms, incidenteel nog wel), maar het mechanisme is er nog steeds. Het gevoel van onveiligheid zal in de dagelijkse praktijk meestal snel geneutraliseerd worden en verdwijnen, en daarmee ook de angst, maar razendsnel wordt deze cyclus doorlopen, misschien wel honderd keer per dag. Oftewel, elke verandering roept angst op.

Wanneer ik iemand tegen kom dan komen er op een bepaald niveau gevoelens van onveiligheid en onzekerheid op, want er ontstaat een nieuwe situatie, doordat er een persoon in mijn nabijheid komt, en nieuwe situaties roepen een gevoel van onveiligheid op. Het stellen van vragen is een onbewust automatisme van mij om controle over een situatie te krijgen. Ik stel vragen uit angst. Ik probeer zo veel mogelijk kennis te krijgen van de nieuwe situatie. In een werkelijk gesprek probeer ik niets van de ander te nemen, ik probeer mij niet te laten leiden door mijn onbewuste angsten. De wederzijdse intentie is om tot spirituele aansluiting (= echt contact) te komen.

De essentie van een werkelijk gesprek: In een werkelijk gesprek maakt u echt contact. Maar dit laat zich niet plannen, dit ontstaat (of niet).

Joris Luyendijk is journalist. Hij bezoekt een kamp vol uitgehongerde vluchtelingen in Zuid-Soedan, en hij is diep onder de indruk van de ellende en de uitgebluste wandelende skeletten die hij ziet. Hij wordt rondgeleid door de met vluchtelingen volgepakte barakken en kan zijn emoties bijna niet bedwingen. De ellende is overweldigend. Na twee barakken te hebben bezocht gaat hij de derde barak vol wachtende, treurende vluchtelingen binnen.

Joris Luyendijk (uit zijn boek “Het zijn net mensen”):
“In de eerste twee barakken had ik een ernstige blik opgezet en een soort minibuiging gemaakt, om me een houding te geven en de tranen binnenboord te houden. Maar in een reflex stak ik mijn hand op, plooide mijn wangen tot een grijns en riep: “Hello everybody!”. En toen gebeurde het. Opeens ging bij mensen het licht aan. Meisjes giechelden, een oud mannetje ging verzitten en kinderen stootten hun moeders aan van: kijk mama. Een kereltje van een jaar of twee maakte zich los van zijn zusje, greep met beide knuisten mijn knie en kukelde om. De moeders met uitgeteerde peuters schoten in de lach, en gebruikten hun vrije hand om te zwaaien.”
Luyendijk maakt hier echt contact. Was hij daarentegen met de opdracht “maak contact!” de barakken ingestuurd, dan had hij dit niet vooraf hebben kunnen bedenken. Het gebeurt letterlijk in een reflex, het gebeurt in het moment vanuit je gevoel (vormvrij).
Karel de Vlieger,
2011